4 terugkerende dressuuroefeningen

In dressuurproeven neemt de moeilijkheidsgraad van de klasse B tot en met de hogere klassen op een logische wijze toe. Daarbij zijn er (basis)oefeningen die in vrijwel elke proef en op elk niveau terugkomen: rijden op de AC-lijn, halthouden, halsstrekken en hoeken rijden. Internationaal 4*-jurylid Janine van Twist deelt tips en vertelt wat de meest voorkomende fouten zijn bij de uitvoering van deze vier oefeningen. 

Tekst Bettine van Harselaar Beeld Fleur Louwe

AC-lijn rijden

Het klinkt zo simpel, in een rechte lijn van A tot C. Maar simpel is het rijden van een keurige AC-lijn allerminst. Er komt heel wat bij kijken: een nette wending bij A, rechtstellen, zonder slingeren rechtuitrijden en daarna weer een wending bij C. Het ene paard wendt makkelijker dan de andere. Zorg dat je het afwenden thuis al goed oefent, zodat je weet wanneer je de wending in moet zetten om op de AC-lijn uit te komen, tipt Janine. Natuurlijk geldt dat hoe hoger je komt, hoe scherper de wending moet zijn: in de lagere klassen mag de wending nog iets minder scherp gereden worden. Zorg dat je paard in het afwenden zoveel gesteld is als de wending is. Stel weer recht zodra je op de AC-lijn bent. 

Ook het rechtrichten op de AC-lijn is iets wat je goed kunt oefenen. Zorg dat je thuis iemand op de C hebt staan, of misschien hangt er wel een spiegel, zodat je kunt zien en voelen wanneer je paard recht is. Dan weet je welk gevoel je in je proef moet hebben. Om zonder slingeren rechtuit te rijden, kan het soms helpen om een punt in de verte als mikpunt te nemen om naartoe te rijden. De wending bij C bereid je weer hetzelfde voor als de wending bij A, maar zorg dat je niet aan het slingeren gaat. Het gebeurt vaak dat paarden hierbij over de buitenschouder of door het binnenbeen heen vallen. Kijk als ruiter altijd in de richting waarheen je rijdt. Zo zit je mee in de beweging, wat een vloeiende uitvoering bevordert, laat Janine weten.

bram geeft aan tanja aan hoe ze moet van hand veranderen

Een goed begin van je proef! Het paard blijft hier mooi recht op de AC-lijn.  

ook legt hij uit hoe het zit met de teugelvoering op de menwagen

Het paard loopt over de buitenschouder weg en slingert op de AC-lijn.

Halthouden

Het halthouden komt in iedere dressuurproef voor. Sowieso aan het einde bij het afgroeten, maar ook eerder in de proef, vaak op de korte zijde of op de EB-lijn, en in hogere klassen voorafgaand aan het achterwaarts. Het cijfer voor het halthouden omvat veel meer dan het stilstaan alleen: ook de overgangen terug en voorwaarts tellen mee in de beoordeling. 
Bij het halthouden moet het paard onbeweeglijk stilstaan, waarbij het voor de jury duidelijk moet zijn dat de controle hierover bij de ruiter ligt. Ook moet het paard recht staan, met het gewicht verdeeld over vier benen. 

In de lagere klassen is vierkant halthouden nog niet verplicht, maar het paard moet wel in balans staan. Vanaf de M1 moet het halthouden wel vierkant zijn. Belangrijk is dat het halthouden goed wordt voorbereid en dat de ruiter correct blijft zitten en niet sterk inwerkt met de hand om tot stilstand te komen. Na het halthouden moet weer in een vloeiende beweging voorwaarts gegaan worden, waarbij de overgangen in de lagere klassen nog iets progressiever mogen zijn dan in de hoge klassen.

de schimmelruin wordt ingepannen voor de wagen door bram en tanja

Bij het halthouden moet het paard onbeweeglijk stil staan. Vanaf de M1 moet het halthouden ook vierkant zijn.

ADVERTENTIE

advertentie van harry's horse waarop de nieuwste collectie te zien is

Halsstrekken

In bijna alle basisproeven komt deze oefening voor: het halsstrekken. Op alle niveaus, dus ook op Z-niveau, moet je kunnen laten zien dat je paard in balans is en de hand wil volgen. Bij het halsstrekken nodigt de ruiter het paard uit zijn hoofd en hals geleidelijk naar voren en naar beneden te brengen, tot ongeveer tussen boeg- en kniehoogte. Het paard moet dus zowel verlengen als lager komen in de hals en mag niet achter de teugel komen. Het paard moet altijd in balans blijven en met een actief achterbeen naar de hand toe blijven lopen. Het tempo en de regelmaat moeten hetzelfde blijven. 
Bij het halsstrekken is het belangrijk dat de verbinding met de mond intact blijft: de teugels moeten dus niet losgegooid worden. Aan de andere kant zien we helaas vaak dat ruiters proberen het paard met de hand naar beneden te rijden, dat is niet de bedoeling. 

Het paard moet de ruiterhand naar beneden volgen. Er moet souplesse zijn, er moet rek zijn vanuit de basishouding zonder dat het paard uit elkaar valt. Ook zien we vaak dat ruiters het paard niet los durven laten en daarbij geen ruimte geven om voldoende te kunnen dalen. Een paard moet niet aan de voorkant vastgehouden worden, maar op eigen benen lopen, legt Janine uit.
Niet alleen het halsstrekken zelf wordt beoordeeld, ook het weer in de hand stellen van het paard wordt meegenomen. In sommige gevallen is daar zelfs een apart cijfer voor. Dit moet vloeiend gebeuren, zonder dat het paard daarbij tegen de hand komt.

bram geeft aan tanja aan hoe ze moet van hand veranderen

Het paard blijft hier mooi in balans en draaft met een actief achterbeen naar de hand toe.  

ook legt hij uit hoe het zit met de teugelvoering op de menwagen

De ruiter gebruikt hier te veel hand om het paard naar beneden te rijden.

Hoeken rijden

Het is geen een oefening waar je een apart cijfer voor krijgt, maar het rijden van goede hoeken komt in iedere proef terug en kan wel degelijk invloed hebben op de cijfers van de onderdelen die erop volgen. Een goed gereden hoek geeft je namelijk de beste voorbereiding op het volgende onderdeel.  
De dressuurproeven kennen niet echt grijze stukken, een hoek telt dus wel degelijk mee. De volgende oefening begint pas bij de letter die daar staat vermeld. Alles wat tot daar gebeurt, hoort bij het cijfer ‘ervoor’, dus ook de hoeken. 
In de lagere klassen hoef je nog niet heel diep de hoek in, maar is het wel belangrijk dat je paard met de juiste stelling en in een goede balans door de hoek gaat. Hoe hoger het niveau en de graad van africhting, hoe dieper je de hoeken in kunt rijden. Vooral in de lagere klassen komt het regelmatig voor dat paarden verkeerd gesteld zijn in de hoek, of door het binnenbeen heen vallen.  

In de hoek moet een paard zijn ritme en tempo vasthouden en ontspannen en in balans blijven. Hoe dieper je de hoek in kunt rijden zonder dat één van deze dingen verloren gaat, hoe meer ruimte je hebt om je oefeningen voor te bereiden. Het rijden van hoeken is ook een gymnastische oefening voor paarden: ze moeten buigen in hun lichaam en daardoor meer gewicht dragen op het binnenachterbeen.
Bij het correct uitvoeren van de oefeningen is het belangrijk dat je deze goed voorbereid en netjes afwerkt. Het rijden van de oefening op de letter waar deze gevraagd wordt, is medebepalend voor je cijfer. Om netjes op de letter te kunnen rijden is het ook van belang om goed de hoeken in te rijden, besluit het ervaren jurylid.

de schimmelruin wordt ingepannen voor de wagen door bram en tanja

Hoe hoger het niveau en de graad van africhting, hoe dieper je de hoeken in kunt rijden.