Familie Thijssen
‘We vieren successen te weinig’
Vader Leon en zijn kinderen Sanne, Mel en Mans vormden eerder dit jaar het complete Nederlandse team in een landenwedstrijd. Daarna kwam de familie Thijssen gezamenlijk in actie tijdens een wereldbekerwedstrijd, die ook nog eens door Sanne werd gewonnen. Een unicum in de springsport én mooie aangelegenheid voor een familie-interview met dit ambitieuze viertal.
Tekst Peter van Pinxteren Beeld Sanne Wiering
Hoe was het voor jou, Leon, om met je kinderen die landenwedstrijd in Marokko te rijden?
“Dat was zeker bijzonder voor me. Ik had al vaker uitgesproken dat het heel mooi zou zijn als we samen een landenwedstrijd konden rijden. Het was niet iets dat voor mijn gevoel moest gebeuren, maar als de mogelijkheid zich voor zou doen, was dat natuurlijk wel iets moois. En die mogelijkheid deed zich voor in Rabat. Sanne moest haar schema een beetje aanpassen, maar toen is het toch maar mooi gelukt.”
En hoe hebben jullie drieën dat ervaren?
Sanne: “Het was heel leuk om te doen. Volgens mij was zoiets nog niet eerder gebeurd, zelfs niet bij de familie Philippaerts. Extra bijzonder was dat onze moeder (Dorien, red.) erbij was als chef d’equipe. We reden ook zeker niet voor spek en bonen mee en hadden eigenlijk wat pech. Een nulrondje meer en we stonden op het podium.”
Mel: “Ik sluit me aan bij Sanne. Het is bijzonder en heel leuk om op deze wijze mee te doen. Er werd nog gevraagd of het anders of spannender was om met elkaar in het team te rijden, maar dat gevoel had ik dan weer helemaal niet. Voor iedere landenwedstrijd geldt hetzelfde; je wilt het liefst die dubbele nulronde rijden.”
Mans: “Het was inderdaad bijzonder, zowel voor ons als voor mam en pap. We wilden dit altijd een keer graag doen en dan is het extra speciaal dat ons mam er op deze manier bij was. Dat maakte het plaatje compleet.”
Ook de paarden, waarmee jullie reden, hebben een duidelijk ‘Stal Thijssen-stempel’, om het maar zo even te noemen.
Mel: “Het zijn allemaal door ons zelf opgeleide paarden en een paar zijn ook zelf gefokt.”
Leon: “Joviality is met 2,5 jaar bij ons gekomen. Mans rijdt hem al heel lang. Con Quidam van Sanne is al dertien jaar hier en Hello, waar ik mee reed, en Juice van Mel hebben we zelf gefokt. De door ons gefokte paarden stammen ook weer af van vaders of moeders, die we zelf onder het zadel hebben gehad.” En lachend: “Het merendeel van de vier combinaties was dus zelf gefokt!”
Sanne: ‘Dat onze moeder erbij was als chef d’equipe maakte het extra bijzonder’
Kort daarna kwamen jullie in Oslo in actie, waar Sanne, dit keer met Cupcake Z, haar eerste wereldbekerzege pakte. Is dat nog gevierd met zijn allen of was het spullen pakken en weer weg?
Sanne: “Nou, toch vooral het laatste…”
Mans: “Dat is eigenlijk altijd het geval bij ons.”
Sanne: “Volgens mij heeft pap amper mijn barrage afgekeken, want hij moest direct het vliegtuig halen.”
Leon: “Ik heb de barrage nog helemaal gezien, alleen toen kwamen alle plichtplegingen en daar kon ik dan niet meer op wachten.”
Sanne: “Ik heb zelf een nieuwe vlucht moeten boeken, maar dat was natuurlijk niet erg. ’s Avonds hebben we met een paar mensen, die daar nog waren, een hapje gegeten en de dag erna ben ik teruggevlogen. Als je er zo over nadenkt, vieren we succes eigenlijk te weinig. We zijn altijd direct weer met de volgende dag bezig.”
Mans: “Overwinningen worden bij ons weinig gevierd, maar ook bij dieptepunten blijven we niet lang hangen. Eigenlijk verloopt het allemaal meer volgens een constante lijn bij ons.”
Leon: “Toen ze jonger waren, vierden we het wel als ze op een kampioenschap bij de jeugd hadden gewonnen. Dan was er altijd een feest bij ons in het dorp.”
Mans: “Mocht er nu iemand een Grote Prijs winnen, dan is het elkaar even feliciteren en de volgende dag gewoon weer verder. ‘Naar welk concours ga jij deze week?’, gaat het dan.”
Sanne: “Natuurlijk komt het op concours wel voor dat je er eentje drinkt op de overwinning, maar over het algemeen kijk je inderdaad weer snel verder naar de volgende wedstrijd om je daar op te focussen. Misschien moeten we toch maar weer eens een groot feest houden.”
Mel: ‘Onze ouders hebben ons nooit gepusht, eerder het tegenovergestelde’


Leon Thijssen (1968) vertegenwoordigde diverse malen het Nederlandse team en won onder meer brons met het team op het EK van 2005. Dit was met Nairobi, terwijl hij met Olaf in 2008 en met Tyson in 2012 de reservecombinatie vormde voor de Olympische Spelen. Naast zijn eigen carrière zette hij vooral ook Stal Thijssen op de kaart, dankzij de vele succesvolle springpaarden die hier vandaan komen.
Sanne Thijssen (1998) heeft al vele prachtige resultaten op haar naam staan, zoals teamzilver op het WK in 2022, winst in de FEI Nations Cup Finale in Barcelona en zeges in de vijfsterren Grote Prijzen van Rotterdam, Valkenswaard en Madrid. Dit alles behaalde ze met haar onverslijtbare Con Quidam RB. Sanne maakte deel uit van het KNHS Talententeam van 2016 t/m 2019 en was in 2016 Talent van het Jaar.
Mel Thijssen (2001) was net als zus Sanne bijzonder succesvol bij de jeugd en won onder meer de nationale titel bij de junioren en de Young Riders, beide met Cartolana. Ze behaalde in 2024 hoge klasseringen tot op vijfsterrenniveau met Imodo en timmert nu aan de weg met Juice. Mel maakt deel uit van het huidige KNHS Talententeam, zoals ze ook al in ’22, ’23 en ’24 deed.
Mans Thijssen (2002) begon ten opzichte van zijn zussen relatief laat in de springsport, maar timmerde al snel ook internationaal aan de weg en won in 2019 de 1.40m Grote Prijs in Eindhoven met Charlie. Met Joviality en Hello volgden in de jaren daarna mooie successen tot op 1.60m-niveau en wist hij net als zijn zussen Nederland te vertegenwoordigen in het team bij de senioren. In 2022 debuteerde hij samen met Mel in het KNHS Talententeam.

Jullie hebben veel van je vader geleerd. Vertellen jullie hem nu ook wel eens hoe het moet?
Mel: “Ik denk pap nog altijd de meeste ervaring heeft, maar iedereen rijdt wel eens een rondje waarvan je zegt ‘Dat was niet zo slim, had je dat daar niet anders kunnen doen?’ Het is ook niet dat we heel veel tegen elkaar zeggen als we gesprongen hebben. Eigenlijk weten we zelf wel wat we beter hadden kunnen doen. We overleggen, maar kijken elkaar niet op de vingers.”
Mans: “We laten elkaar vrij in de eigen ideeën, zoals bij het parcourslopen. Als de een denkt dat een bepaalde keuze voor een afstand beter is, dan wordt dat bij die persoon gelaten. We adviseren elkaar wel en dan kun je zelf kijken wat je daarmee doet.”
Leon, jij bent min of meer autodidact, terwijl je kinderen het rijden met de paplepel ingegoten hebben gekregen.
“Ik ben begonnen toen ik twaalf was met een pony. Die kostte toen 1.200 gulden. Dat moest ik voor de helft betalen en dus eerst zelf verdienen. Ik was niet zozeer een goede ruiter, maar op een bepaalde manier wel handig. Ik kreeg pony’s uit de buurt om weer op de rit te krijgen en om zadelmak te maken, en dat leverde telkens tien gulden op. Zo ben ik eigenlijk begonnen. Ik heb daardoor veel geleerd, niet alleen door te doen, maar vooral ook door veel te kijken. We hadden vroeger geen geld om te lessen, dus ik moest wel. Er waren wel instructeurs, maar ik denk dat van de tien er maar drie echt verstand van rijden hadden. Bij de club waren dat allemaal goedbedoelde vrijwilligers. Dan sprong je bijvoorbeeld een heel mooi, ontspannen rondje en kreeg je te horen. ‘Je rijdt helemaal niet, je móet rijden!’ Het ging vroeger eigenlijk allemaal een stuk hectischer. Ik weet nog dat iemand tegen me zei: ‘Er gebeurt niks, want ik zie je hulpen helemaal niet’. ‘En zo is het juist bedoeld’, gaf ik aan.”
“Ik sprong zelf mijn eerste Z-parcours toen ik 21 was. Dat is voor mijn kinderen nu bijna niet voor te stellen. Hun voordeel is ook wel geweest dat ik veel collega’s heb die het echt goed met hen voorhebben. Als er eentje iets doms had gedaan in een parcours, kreeg hij dat op een goede manier te horen. Dat komt beter binnen dan dat het rechtstreeks van mij was gekomen.”
Die collegialiteit ervaren jullie allemaal zo tussen de springruiters?
Mel: “Dat is heel fijn in de springwereld. Iedereen helpt elkaar, geeft elkaar tips. Als je de ring in gaat en de ander komt eruit, zeggen ze je meteen, ‘daar moet je een beetje oppassen of daar moet je vooruit rijden.’
Leon: “Op concours heb je toch ook wel het gegeven ‘soort zoekt soort’. Degenen die ook meer selfmade zijn en via hard werken de top hebben bereikt, neem Jeroen Dubbeldam of nu een Bas Moerings, en zo zijn er wel meer, zoeken elkaar toch eerder op dan mensen met een andere achtergrond.”

Het is natuurlijk bijzonder dat al je kinderen in je voetsporen treden. Alleen voor Mans was die keuze minder vanzelfsprekend?
Mans: “Het duurde inderdaad wat langer voordat ik serieus ging rijden. Ik ben bij de pony’s begonnen, maar niet voor lang, daarna ben ik toch weer begonnen, maar opnieuw niet voor lang en ben ik gaan voetballen. Op school waren niet veel vrienden die ook paardreden en op die leeftijd zit je niet op al die meiden te wachten. Toen ik dertien, veertien was, ben ik bij de paarden begonnen. Het knopje ging om en ik begon het heel leuk te vinden. Ik kwam in de sport wat met andere jongens in contact en ook de rest van het wereldje begon me meer aan te spreken. Het paardrijden zelf heb ik eigenlijk altijd leuk gevonden, en als je ouder wordt begin je de sport meer te waarderen.”
Leon: “Hij had ook veel geluk met zijn paard. Ik had een ander paard ingeruild in Amerika en kreeg Charlie ervoor terug. Die was aan de frisse kant, had in Amerika eigenlijk niet meer echt een uitdaging en toen Mans er in het 1.30m mee begon, sprong hij er ook zomaar zes af…
Mans: “Maar uiteindelijk liep hij in viersterren Grote Prijzen wel nul. Charlie heeft mij van 1.30 naar 1.60m gebracht. Toen ik eenmaal echt begon, is het ook wel heel snel gegaan.”
Leon: ‘Ik heb veel zelf geleerd, vooral ook door naar anderen te kijken’
Bij Mel is er nooit sprake van enige twijfel geweest, toch?
Mel: “Dat klopt. Met de pony’s hebben we altijd zoveel plezier gehad. Onze ouders hebben ons nooit gepusht, eerder het tegenovergestelde. Wij mochten met de pony’s niet eens internationaal rijden. Sanne heeft er nog om gezeurd, weet ik. Als ik nu op die keuze terugkijk, ben ik daar heel blij mee. Het was vooral een beetje aankloten met de pony’s, zoals het hoort.”
Leon: “Zij gingen wel eens met vier vriendinnen en de pony’s ’s ochtends om negen uur op pad om ‘s avonds pas terug te komen. Dachten wij nog, waar blijven ze toch? Dan waren ze gaan zwemmen, langs de McDonalds gereden, noem maar op.”

Mel: “We namen het broodtrommeltje mee, lunchten op het terrein van de club, lieten de pony’s daar los en gingen daarna weer verder. Zo zijn we er mooi ingegroeid.”
Leon: “Dorien en ik hebben altijd gezegd, bij de paarden komt jullie tijd wel. Dan mag je zoveel internationaal rijden als je wilt. Sanne had toen wel een hele goede pony en wilde zo graag internationaal rijden.”
Sanne: “Dat heb ik één keer gemogen. Het smaakte voor mij naar meer.”
Leon: “Ze won direct twee proeven en was een keer derde. We moesten op het eind alleen alsnog afrekenen. Dorien liet dat haar toen zien. Ik zei met een lach, snap je nu waarom we dit niet doen?”
Mel: “Als ik kinderen zou hebben, zou ik ook willen dat ze vooral veel plezier hebben met de pony’s.”
Sanne: “Toch hoor ik ook wel van andere ruiters dat ze veel ervaring hebben opgedaan door internationaal te starten bij de pony’s, maar het klopt dat het niet goedkoop is en dat je landelijk eigenlijk volop kunt rijden. Ik vond het als kind vooral vervelend dat je anderen voorbij zag komen op social media als ze in het buitenland hadden gereden en weer een leuk weekend hadden gehad. ‘Daar had ik ook wel naartoe gewild’, dacht ik dan.”
Na afloop van het interview op de locatie van Stal Thijssen in Sevenum hadden we nog enkele persoonlijke vragen voor het Limburgse viertal. Aan vader Leon de vraag wat zijn drie kinderen, als persoon, maar ook als ruiter, met elkaar gemeen hebben en waarin ze verschillen, en aan de kinderen de vraag terug welke van de genoemde eigenschappen ze herkennen in hun ouders.

Sanne, jij bent de enige die niet meer thuis werkt en ervoor hebt gekozen de vleugels uit te slaan. Hoe bevalt dat?
“Zoals dat gaat met een eigen bedrijf, met ups en downs. Soms zit het mee, lukt alles en denk je, ‘dit gaat wel heel lekker’, maar soms zit er opeens van alles tegen en denk je, ‘verdorie had ik nog maar bij papa gewerkt’. Over het algemeen ben ik blij met de gemaakte keuze. Niet omdat ik hier thuis niet tevreden was, maar ik zocht meer uitdaging, wilde nog meer voor mezelf ondernemen en eigen baas zijn.”
Hoe is dat bij broer en zus?
Mans: “Ik zou op een gegeven wel iets willen gaan opbouwen voor mezelf. Hoe precies weet ik nog niet, maar ik heb wel die ambitie. Momenteel zijn de ambities voor de sport echter groter en dat wil ik de komende tijd niet opgeven.”
Mel: “Ik doe eigenlijk het liefste gewoon paardrijden. Ik weet dat de handel erbij hoort, maar het is niet helemaal mijn ding. Ik denk wel, dat als je er echt mee begint, die handel steeds leuker wordt, maar daar staat voor mij nu niet de focus op.”
Handel of sport, dat lijkt een lastige balans met zoveel ambitieuze ruiters hier. Zijn daar ooit discussies over?
Mans: “Discussies zijn er helemaal niet. We hebben allemaal onze paarden en het is hier een handelsstal. We weten dus goed waar we met zijn allen van moeten leven. Iedereen heeft wel in zijn achterhoofd dat elk paard een keertje verkocht kan worden en uiteindelijk is het pap die hierover beslist. Hij weet wat het beste is om te doen.”
Leon: “Het is soms een dilemma, maar ik zorg ervoor dat ze niet in een gat vallen en er altijd weer iets klaarstaat. Je moet alleen niet de pech hebben dat er eentje onverwachts geblesseerd raakt. Een merrie of een hengst houd ik ook gerust iets langer aan, of soms zelfs heel lang. Een ruin houdt normaal gezien wel een keer op. Mel had daarom vorig jaar een beetje pech. Ze had toen een hele goede, maar dat was een ruin en die is verkocht. Nu heeft ze met Juice een merrie en als daar een keer wat mee zou gebeuren, hebben we nog iets voor de fokkerij. Bij een ruin niet. Als je die eenmaal in de wei hebt lopen, is dat kapitaal helemaal weg.”
Mans: ‘We hebben in ons achterhoofd dat elk paard een keer verkocht kan worden’

Wanneer is 2026 voor jullie geslaagd?
Mans: “Als ik met mijn groep paarden, met Joviality en Looking For You voorop, in landenwedstrijden en op vijfsterrenniveau iets gepresteerd heb. Maar al halen we dit niet en blijven ze gezond en goed springen is het ook helemaal goed. Ik zou alleen graag de stijgende lijn door willen trekken.”
Mel: “Ik wil vooral goede stappen vooruit maken met al mijn paarden. Ze gaan nu goed en mijn doel is om nog constanter te worden op dit niveau.”
Sanne: “Con Quidam loopt wat op zijn einde voor de sport, maar gelukkig heb ik Cupcake. Die is mede van mezelf, en die merrie begint zich behoorlijk goed te ontwikkelen. En daarnaast mijn bedrijf uitbreiden, al zeg ik dat niet goed, want dan begin ik meer op papa te lijken, ha ha. Ik wil het vooral stabieler krijgen en toewerken naar een locatie helemaal voor mezelf. Dat zou mooi zijn.”
En jij Leon?
Sanne: “Gaan afbouwen. (allen lachen) Nee, geintje”
Leon: “Gewoon zo verder doen. Plezier hebben met zijn allen en daarnaast vind ik de fokkerij die we nu hebben wel heel mooi. Dat doe ik samen met Dorien. Volgend jaar krijgen we twintig vierjarigen die naar huis komen. Allemaal eigen fok, uit goede, internationale merries. Dan hoop ik dat er van die twintig een stuk of zes á zeven het echte goede gevoel gaan geven. De rest leiden we sowieso op en als dat goed is kan iedereen er 1.40m mee rijden. Af en toe een uitschieter erbij is nodig om alles draaiende te houden.
“Ik zal ook nog zelf concoursen rijden, maar dat moet wel passen. Finn (Boerekamp, red.) rijdt ook nog bij ons en als hij toevallig geen goede zou hebben, kan hij die van mij overnemen, en dat geldt ook voor mijn kinderen. Zij hebben allen tien keer meer ambitie dan dat ik heb.”
ADVERTENTIE




